Afbeelding

Sneeuwpret

Algemeen Poespas

We zijn sinds 1 januari van dit jaar de officiële spoedkliniek voor de hele regio! Vier andere grote dierenartspraktijken sturen in de nacht en in de weekenden hun spoedpatiënten naar ons toe. Dit betekent een behoorlijke toename van de drukte. Maar tijdens de spoed krijgen we vaak wel de meest bijzondere ziektegevallen te behandelen.

Zo werd ik gebeld door een eigenares uit Hoofddorp die nog net gezien had dat haar hond een vetbol voor koolmezen had opgegeten. Het zat verpakt in een gemeen scherp netje met twee gevaarlijke ijzeren sluitinkjes. Ze kwam dus langs om haar Tibo te laten braken. Nou had het enorm gesneeuwd dit weekend, dus deed ze er nogal lang over voordat ze er was. Na binnenkomst gaf ik meteen de braakopwekkende injectie. De dame was zelf assistente bij een huisarts en keek haar ogen uit. "Wat doet u nou, dokter?", vroeg ze toen ik een branule in de ader aanbracht. Dat had ze nog nooit gezien. Dertig seconden na het toedienen van de injectie begon Tibo al te braken. De eerste vetbol kwam er snel uit. En daarna de tweede. En de derde. En de vierde. En de vijfde...Het hield maar niet op. Stomverbaasd sloeg de eigenares haar hand voor de mond. Wat was ze blij dat ze langs was gekomen. Vervolgens moest ik een cavia uit Rijsenhout helpen die enorm zat te persen op de urine. Ik maakte een röntgenfoto en zag meteen wat er mis was: in de plasbuis zat een grote steen. Die moest eruit. Na de verdoving en een klein 'knipje' werd de probleemveroorzaker 'geboren'. Hierna zat er een hamster in de wachtkamer waarbij een raar stuk weefsel uit de bek hing. Dit kleine diertje moest natuurlijk ook worden verdoofd om het goed te beoordelen en toen zagen we dat het om een soort woekering van het wang of lipslijmvlies ging. Het slimste was om meteen door te pakken en het te verwijderen. Gelukkig ging dat vrij soepel. Hopelijk is ze nu lang genoeg van de problemen af. Na al deze patiënten goed te hebben kunnen helpen wilde ik eventjes naar huis. Op de Prinses Irenelaan stonden veel jongens. Aan beide kanten wel zes of zeven. Toen ik er langs reed werd mijn auto kei­ en keihard bekogeld met sneeuw­ en ijsballen. Boem! Bam! Klang! Kleng! Vreselijk. En wat een totale onzin om dat te doen. Ik stopte en keerde de auto. Alsof ze door een zwerm wespen werden achtervolgd stoven de stoere angsthazen uiteen het Van Nispenpark in. Ik parkeerde de auto en rende ook het park in. De lafaards renden verder weg richting de Hoofdstraat. Pas toen ik riep dat het een stelletje bange zielenpoten waren kwamen ze terug. Eén voor één, tot ze met zijn dertienen waren. Toen durfden ze weer een grote mond te hebben. Mijn argumenten vielen in het water tegen de massale en stuitende domheid. Uiteindelijk moest ik nog terug rennen naar de auto terwijl ik bekogeld werd met ijsballen. Het tevreden gevoel was gesmolten als sneeuw voor de zon.

Uit de krant