Afbeelding
Foto: Cor de Mooy

Chippie

Column Poespas

Ik kreeg een handgeschreven brief van een mevrouw die schreef dat ze al enkele maanden een aanloopkat had 'geadopteerd' en dat ze met haar zou langskomen als de poes enigszins handtam was.

Tot dan toe liep het diertje steeds om haar huis heen en heel af en toe kwam ze even binnen. Ze schreef dat ze haar niet wilde beangstigen door haar ruw te vangen en in een vervoersmand te doen. Dat moment zou nog wel komen. Een week of drie geleden was het zover: ik zag de afspraak in de agenda staan en verwelkomde hen hartelijk. Moeder en dochter kwamen samen de spreekkamer in met een wel heel lieve en aanhankelijke kat. Als eerste handeling controleerde ik of de poes gechipt was. En jawel hoor, ik vond een registratienummer. Op de databank-website stond ze ook ingeschreven. De poes bleek verder kerngezond en ik gaf de dames twee opties: of ik zou voor hen gaan bellen of ze zouden het zelf doen. Ze wilden het liefst dat ik de daadwerkelijke eigenaren zou bellen. De tranen stonden in hun ogen; ze waren doodsbang de poes weer kwijt te raken, terwijl ze al bijna een half jaar rondom hun huis zwierf. Later op de middag belde ik het nummer dat ik van de databank had. Ik kreeg een verbaasde dame aan de lijn, die vertelde dat ze inmiddels gescheiden was van haar man, maar dat het inderdaad hun kat was. Ze waren haar al bijna twee jaar kwijt! Ze gaf me het nummer van haar ex, die nog op het adres woonde van waar de kat was weggelopen. Met hem maakte ik een afspraak op de kliniek om een en ander eerst door te spreken. Dezelfde middag kwam hij langs. Een grote, gespierde man met een strak T-shirt en gemillimeterd haar. Het was de kat van zijn dochter en hij wilde haar sowieso terug. Ik vertelde dat hij daar natuurlijk recht op had, maar dat ze het nu ook heel goed had. En dat ze haar al bijna een jaar kwijt waren. "Wil je soms zeggen dat ik niet goed voor onze dieren ben?" vroeg hij enigszins opgefokt. "Nee, dat zeg ik niet, alleen dat het misschien fijn is te weten dat ze gezond is en dat ze het nu heel goed heeft. U begrijpt me totaal verkeerd." Hij brieste dat hij haar hoe dan ook wilde zien en vroeg waar dat dan was. "Ik dacht ergens op de Bekslaan", mompelde ik, "in Vogelenzang". Hij kwam vlak bij me staan, ik rook zijn adem, ik zag zijn bloeddoorlopen ogen en ik voelde zijn woede: "Als je dat nog een keer zegt kun je honderd keer een doktersjas aanhebben, maar dan ram ik je finaal in elkaar." Verbijsterd stamelde ik wat ik dan nog één keer zou moeten zeggen. "Dat je denkt mij op mijn bek te slaan". Hierna kreeg ik gelukkig de gelegenheid uit te leggen hoe het wel zat en kon ik de gemoederen bedaren.

Na een familiebezoek mocht de kat bij de vinders blijven!

Uit de krant