Afbeelding
Foto: Cor de Mooy

Nachtelijke telefoon

Column

Ik ben van donderdag tot zaterdag naar een congres in München geweest waar alle hot-shots van de diergeneeskundige wereld hun lezingen voordroegen.

Nascholingen volgen is een basisvoorwaarde binnen de Sterklinieken. Zo houden we onze kennis up-to-date en zijn we steeds op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen ons vakgebied. Daarnaast hebben we met enkele congresgenoten een ontdekkingsreis naar het centrum van München ondernomen, hetgeen resulteerde in een bezoek aan het Hofbrauhaus. Dat valt het beste te omschrijven als een continu 'Oktoberfest' waar aan lange tafels megagrote bierglazen van minimaal 1 liter worden geserveerd. Ik was de enige die voorzichtig een glaasje witte wijn dronk. De drank werd gebracht door vrouwen die hoofdzakelijk op twee uiterlijke kenmerken waren aangenomen en die zich in strakke Beierse klederdracht hadden geperst. Zaterdagavond vloog ik weer terug naar huis en strak om 23.00 uur begon mijn nachtdienst. Ik sliep net een uur toen de telefoon ging. Een vrouw uit Hoofddorp: "Djokterr, hhett gjaaat niet goeoeoed met mijnn hond. Hjij hjjjeeft een epjipeptischje aanjjvajjll." Ik meende te begrijpen wat ze zei en vroeg haar naar de duur en de heftigheid van de aanval. "Hjjijj isszz all zzzesszz daajgen niet zjichzjelff." Ik vroeg haar of ze naar de praktijk kon komen. Dat behoorde niet tot de mogelijkheden. Ze was nachtblind. Zei ze. Er zat niets anders op dan me aan te kleden en naar Hoofddorp te rijden. Het was nog een hele klus om in het nieuwbouwgetto van bussluizen en verkeersdrempels ongeschonden het opgegeven adres te bereiken, maar uiteindelijk vond ik haar huisadres. Het was het enige huis in de straat waar nog licht brandde. Voordat ik kon aanbellen deed ze de deur al open. In haar enigszins doorschijnende nachthemd. "Wââatt gjoedd djat u err bjenttht." Achter haar zag ik hond Sofie in de gang al aan komen lopen, hevig kwispelend. Met een klein sprongetje vloog ze tegen me aan en probeerde me te likken. "Hjjet gjaat al wêêér eejjn schjjuktje beter, hôô?r. Maaââr wjillt u missscchjein ietsjj drinken?" Ik zei dat ik eerst de hond wilde onderzoeken en liep naar de woonkamer. Twee overvolle asbakken stonden op de salontafel en her en der signaleerde ik lege wijn- en portflessen. Sofie mankeerde niets meer. Zo gaat dat vaker met epileptische aanvallen: op het moment dat we de patiënt zien is de aanval voorbij. Ik liet me een sinaasappelsapje inschenken en kreeg het hele levensverhaal van de eigenares te horen. In de tussentijd keek ik telkens naar Sofie, maar het bleef gelukkig goed gaan met haar. Bij het afscheid kreeg ik twee zoenen en een dikke omhelzing. Eenmaal in de auto dacht ik dat zij weleens aan het syndroom van Münchhausen kon lijden.

Dit was weer een keer een golden oldie van dierenarts Lodewijk.

Uit de krant