Afbeelding
Foto: Cor de Mooy

Avondje uit

Column

Na een weekenddienst van Bernadette doe ik meestal het spreekuur op de maandagavond. Zo was ik onlangs aan de beurt om op maandagavond acte de présance te geven.

De laatste patiënt was een Friese Stabij met een echtpaar. Ze waren al op meerdere plekken geweest en langere tijd bezig met hun hond, maar er was nog geen diagnose gesteld. Hun hond was al een tijdje niet zichzelf en ze vertrouwden het niet. Nou wilden ze dat er "echt goed naar gekeken werd". Ik keek op de klok en dacht dat dit wel eens een latertje kon gaan worden. Eerst keek ik Toby helemaal na. Hij was 1 kg afgevallen, was een beetje pijnlijk in de buik en had een hartruis. Dat waren zo'n beetje de bevindingen.

"We willen een echo", zeiden ze. Helaas moest ik ze teleurstellen. Voor die diagnostiek hebben we Bernadette, Sanne en Marrit in de praktijk. Ik stelde voor eerst een röntgenfoto te maken en bloedonderzoek te doen. Het bloed was snel afgenomen, de röntgenopname maakten we in de bloedhete donkere kamer. Ik bekeek de foto's zorgvuldig en vertrouwde het voorste deel van de buik niet helemaal. Het hart en de longen zagen er prima uit; uit de bloeduitslag kwam naar voren dat er sprake was van een chronische ontsteking. Hierna nam ik nog extra bloed af om de alvleesklier te testen. We spraken met de eigenaren af om een dag later terug te komen voor de buikecho.

De man van het stel stond mij steeds verdwaasder aan te kijken, hij begon te gapen en te zweten en stamelde dat het niet zo goed met hem ging. Snel begeleidde de assistente hem naar een stoel. Hij stond op het punt om flauw te vallen. Na een kwartier kon hij nog steeds amper antwoord geven op de vragen van onze BHV'er. Dat deed haar besluiten om de huisartsenpost te bellen, die meteen een ambulance naar onze praktijk stuurden. Acht minuten later stond de ambulance voor de deur en werd de man meegenomen voor een controle in de wagen. Gelukkig kon hij er zelf lopend naar toe. Opgelucht kwam hij er weer uitgelopen. Het was hem allemaal iets te veel geworden. Half elf was ik thuis. Half twaalf lag ik in bed. Kwart over twaalf ging de telefoon. De dierenambulance kwam al naar me toe met een aangereden kat. Weer een ambulance voor de deur. Helaas bleek het arme dier zoveel bekkenbreuken te hebben dat het onverantwoord was om hem door te laten leven. Terwijl ik de patiëntenkaart invulde hoorde ik een vreselijke klap; het klonk als versplinterend glas. Ik liep naar buiten en zag een ravage op de weg. Een scooterbestuurder was aangereden door een auto. De scooter lag helemaal in elkaar op de weg; de auto was ook total-loss met een verbrijzelde voorruit en een ontzet dak. De politie was er snel en de derde ambulance van de avond kwam voorgereden. De scooterrijder was met de schrik vrijgekomen, maar moest wel mee naar het ziekenhuis. Het was me het avondje wel.

Uit de krant