De kamer van Betje Wolff in het Betje Wolffmuseum in De Beemster. | Foto: Historisch Genootschap BeemsterFoto: Historisch Genootschap Beemster
De kamer van Betje Wolff in het Betje Wolffmuseum in De Beemster. | Foto: Historisch Genootschap BeemsterFoto: Historisch Genootschap Beemster

Aagje Deken- en Betje Wolffstraat

Column

De Vrouwenpolder is een wijk met straatnamen van bekende Nederlandse dames. De Gemeente Lisse heeft deze wijk 'Vrouwenpolder' genoemd. Dat is een heel misleidende naam. De wijk ligt niet in een speciale polder met die naam, Het is gewoon een wijk van Lisse en zou eigenlijk 'Vrouwenwijk' of 'Vrouwenbuurt' moeten heten. Hopelijk wordt dit nog eens veranderd. Maar wie zijn al die vrouwen in de Vrouwenpolder?

Zo is er bijvoorbeeld de Aagje Dekenstraat, een zijstraat van de Ruishornlaan richting het oosten naar de Rooversbroekdijk en de Betje Wolffstraat, die de Aagje Dekenstraat kruist. Aagje Deken was een bekende schrijfster. Agatha Pieters werd geboren in 1741 in Nes aan de Amstel in het huidige Amstelveen en overleed in 1804 op 62-jarige leeftijd. Volgens Wikipedia waren haar ouders arm en al jong overleden. Daarom werd zij opgevoed in een weeshuis van de Collegianten, een vrijzinnige stroming waar geestelijke literatuur op een hoog niveau stond. Ook werd daar gediscussieerd over theologie en filosofie. Zij verbleef daar tot 1767, toen zij al 26 jaar was. In 1769 werd zij doopsgezind.

In één van haar 9 boeken schrijft zij over dit weeshuis: "De meisjes hebben het daer voor hunnen stand in de waereld al te wel: men leert haer daer denken!" In het weeshuis is dus de grondslag voor haar latere literaire werk gelegd. Ze had eerst verschillende dienstbetrekkingen. Later begon ze een koffie- en theehandeltje.

Haar eerste boek 'Stichtelijke gedichten', uitgegeven in 1775, schreef zij samen met Maria Bosch, die in 1773 was overleden. Aagje was enkele jaren mantelzorgster geweest voor Maria, die ernstig ziek was.

Aagje ontmoette in 1776 Betje Wolff-Bekker. Zij wisselden literaire informatie uit. Betje had een onstuimig karakter en wilde ideeën. Haar moeder had ze al jong verloren en haar vader was haar opvoeder. Ze trouwde op 21 jarige leeftijd in 1759 met de 52-jarige dominee en weduwnaar Adriaan Wolff uit de Beemster. Zijn enige dochter uit zijn eerste huwelijk ging toen het huis uit. Het nieuwe echtpaar bleef kinderloos.

In 1763 debuteerde Betje met de bundel 'Bespiegelingen over het genoegen'. In 1777, na de dood van haar echtgenoot, ging Betje samenwonen in De Rijp met Aagje Deken en begonnen zij gezamenlijk te publiceren. Hun eerste gemeenschappelijke werk was 'Brieven'. In 1781 erfde Aagje ruim 13.000 gulden en de twee gingen in het buiten 'Lommerlust' in Beverwijk wonen. Ze schreven daar samen nog de 'Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart', dat een groot succes werd, en de 'Historie van den heer Willem Leevend'. Vanwege hun patriottische sympathieën en uit onvrede met de situatie in eigen land (na het neerslaan van de opstand van de patriotten in 1787) verhuisden zij in 1788 naar Trévoux bij Lyon. In 1789 verscheen 'Wandelingen door Bourgogne'. Door financiële nood moesten zij in 1797 terugkeren naar Holland, waar ze in Den Haag gingen wonen. Aagje Deken stierf daar uiteindelijk, op 14 november 1804, negen dagen na Betje Wolff, die in 1738 was geboren. Beiden werden begraven op de begraafplaats 'Ter Navolging' in Scheveningen.

Zowel in Amstelveen als in Vlissingen (geboorteplaats van Betje) zijn monumenten opgericht; respectievelijk een bronzen beeld van een zittende en staande vrouw die samen een boek lezen en een fontein. Ook is er sinds 1952 in de Beemster een Betje Wolffmuseum in de pastorie waar zij en haar en haar man van 1759 tot 1777 hebben gewoond.

Uit de krant