Afbeelding
Foto: Cor de Mooy

Communicatie

Column Poespas

Het was in de jaren tachtig dat ik in een bestuur van een studentenvereniging zat. We werden uitgenodigd bij de zogenoemde rector magnificus van de universiteit. Dat was de hoogste persoon in de universiteit waar iedereen tegen opkeek. Het betrof een standaard kennismakingsbezoek, zoals die hoogleraar er vele moest afwikkelen. Wij waren behoorlijk zenuwachtig.

Als jonge broekies bij iemand met zo'n hoog aanzien op de borrel; dat was echt wel even wat. We verschenen in de met eikenhout gelambriseerde ambtswoning van de professor. Aan de muur hingen allemaal schilderijen van illustere voorgangers. We waren behoorlijk geïmponeerd door de entourage. Hij vroeg wat we wilden drinken. Ik antwoordde: "Ik wil wel een portje proberen". De eminentie vloog overeind en riep: "Probéren, probéren? Wil je zeggen dat je nog nooit port hebt gedronken?? Jongen toch, wat een verschrikking!" De stemming zat er al gelijk in. Hierna ging het, letterlijk, over koetjes en kalfjes terwijl ik voorzichtig van mijn portglaasje nipte. Echt lekker vond ik het niet, maar toen ik hem tot mijn grote opluchting op had, riep de grijze man tegen zijn bediende: "Schenk die jongen nog even bij, hij moet er nog van groeien." Tegenspreken was er niet bij dus ik kon aarzelend een tweede glaasje weg gaan werken. Onze secretaris voelde zich iets meer op zijn gemak dan de anderen en er kwam een moment dat hij zei: "Ik beschouw u natuurlijk als een volkomen autoriteit op dat gebied, maar blabla bla." De man verschoot van kleur, begon te stotteren, haalde diep adem en zei dat hij nog nooit zo'n belediging had vernomen van een snotneus als welke er tegenover hem zat. Verbijsterd keek onze secretaris hem aan. Hij had toch juist een compliment gegeven? Er viel een pijnlijke stilte in de historische kamer. Ik probeerde het ijs te breken. "Er zijn toch weinig hoogleraren die meer weten van deze materie dan u? Dat maakt toch automatisch een autoriteit van u? " Hij reageerde hierna meteen met een bulderende lach. Hij riep dat hij mijn collega blijkbaar verkeerd had verstaan. Dat was de verklaring voor de boosheid en de ontzetting. Hij had namelijk gehoord dat mijn medebestuurslid had gezegd: "Ik beschouw u als volkomen uit-de-tijd op dat gebied." Dat had erin gehakt op een manier zoals hij dat niet eerder had meegemaakt. Uiteindelijk moesten we er allemaal hartelijk om lachen. Het bezorgde bij mij de kennis hoe belangrijk het is om goed te communiceren en te checken of wat er gezegd is ook daadwerkelijk goed is begrepen/verstaan. In verschillende cursussen die ik sindsdien heb gevolgd is me steeds duidelijk geworden dat 50-75 procent van wat er tijdens een consult gezegd wordt binnen een uur vergeten is. Of verkeerd wordt onthouden. Daar proberen we elke dag rekening mee te houden; onder andere door zoveel mogelijk informatie op papier mee te geven. Maar het blijft een grote uitdaging.

Uit de krant