Jos Draijer
Jos Draijer Foto: pr

Shell shock

Column Notenkraker

Vriend en vijand zijn het er wel over eens: de opmerkelijke uitspraak van de rechter in de rechtszaak die Milieudefensie en zes andere (ontvankelijk verklaarde) organisaties hebben aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Shell is vergaand en ‘mogelijk’ baanbrekend. ‘Mogelijk’ omdat Shell nog in hoger beroep gaat. Maar hoe de zaak ook definitief afloopt, de rechter heeft nu Shell bevolen in 2030 al 45 procent minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 2019. Dit om gevaarlijke klimaatverandering te helpen voorkomen.

Daarmee wordt Shell wereldwijd verplicht via een dwangbevel (resultaatverplichting) haar aanvankelijke koers ten aanzien van CO2-reductie bij te stellen. Overigens, dit bevel van de rechtbank betreft niet alleen Shell zelf, maar ook haar toeleveranciers en klanten. Daarvoor heeft Shell een zware inspanningsverplichting opgelegd gekregen. Spraakmakend is deze rechterlijke uitspraak natuurlijk wel, want over de hele wereld is er in kranten en media uitgebreid aandacht aan besteed.

Maar toch wringt er iets. Zoals blijkt uit de eerste reacties in de media. Zoals gebruikelijk is er naast blijdschap ook kritiek. Niet eens zozeer over de inhoud van het vonnis van de rechtbank, want over het einddoel van de CO2-reductie (netto 0 procent uitstoot in 2050) zijn Shell en Milieudefensie het eens, zo blijkt uit het vonnis. Deze rechtszaak gaat over de uitvoering, over welk pad voor CO2-reductie gekozen moet worden om dat doel te halen. Dat lijkt mij een onderwerp dat eigenlijk in het parlement en tijdens de formatiebesprekingen voor een nieuwe regering aan de orde zou moeten komen. Bijvoorbeeld in het kader van democratisch tot stand gekomen harde wetgeving: de Klimaatwet, in het belang van de huidige en toekomstige generaties. Dat is de plek voor beoefenen van klimaatpolitiek, niet de rechtbank.

Ook op de motivering van de rechter is meteen kritiek gekomen: ‘zachte ‘ wetgeving, een zeldzaam toegepast artikel uit het Burgerlijke Wetboek over ‘zorgvuldigheidsnorm’ van handelen met het oog op de gezondheid van de burgers. In combinatie met en een verwijzing naar de artikelen in het Verdrag van de Rechten van de Mens over ‘recht op leven’ en ‘een ongestoord gezinsleven’. Zal deze rechtsbasis overeind blijven in het hoger beroep? We gaan het zien.
In Nederland leven we in een land waar alles mag, zolang het maar niet in strijd is met de wet. Dat geeft ons heel veel vrijheden om dingen te kunnen zeggen of te doen zoals we willen. Dus ook het vrije ondernemerschap, of je nou groot of klein bent. En uiteraard binnen de kaders van de wet en de daarin vastgelegde voorschriften en normen voor gezondheid en veiligheid.

Het valt mij echter wel op dat de laatste jaren meer extreme activisten volkomen legale bedrijven demoniseren, of zelfs criminaliseren. Ik kan daar nog inkomen wanneer aantoonbaar milieudelicten of andere wetsovertredingen worden gepleegd. Maar wanneer dat gebeurt terwijl bedrijven zich aan de wet houden vind ik dat verwerpelijk. De klagers moeten dan bij de overheid zijn, die bepaalt de wetten en regels in ons land. Hoezeer die overheidsregels de persoonlijke opvattingen en normen van activisten tegen kunnen staan, respecteer de scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in onze rechtsstaat.
Dus niet op elkaars stoel zitten!
Notenkraker is een column van Jos Draijer en verschijnt om de week in deze krant. Reageren? Mail naar: redactie@dehillegommer.nl.

Uit de krant