Afbeelding

TransCavia

Column Poespas

We gingen op een korte midweekvakantie naar Griekenland. Nadat we de eindeloze wachtrijen op Schiphol hadden getrotseerd en we de volle twee uur voor vertrek ook echt nodig bleken te hebben, schuifelden we via de slurf het vliegtuig binnen.

Daar stonden de bemanningsleden ons vrolijk op te wachten met een welgemeende glimlach. Toen ik binnenkwam zei de purser: "Goedemorgen meneer Kamps, fijn dat u met ons reist. Het gaat overigens weer helemaal goed met Ernst." Razendsnel scande ik in gedachten alle mogelijke behandelingen van een dier dat Ernst heette. Het kon, dacht ik in een flits, een hond zijn of een cavia. "Oh wat fijn," zei ik en vroeg neutraal: "Eet hij weer goed?" Terwijl de mensen achter ons ongeduldig begonnen te trippelen antwoordde hij: "Sinds u hem onder narcose heeft geholpen is hij weer beter dan ooit!" En toen wist ik het ineens weer. Ernst was één van de cavia's van de steward. Bobby en de rest waren nooit ziek, maar Ernst kwakkelde al langere tijd. Hij had een gebitsprobleem dat we periodiek behandelden. Meestal konden we de voortanden slijpen en de kiezen bijvijlen, zonder verdoving. De laatste keer dat ik Ernst zag was hij echter meer afgevallen dan we alleen door de kiezen konden verklaren. Ik ging dus op zoek naar andere oorzaken. Hij was pijnlijk in de buik en bleek bij navraag ook moeilijker te plassen. We mochten een röntgenfoto maken en daarop zagen we een joekel van een blaassteen zitten. Dat was de boosdoener! Gelukkig kregen we toestemming om hem dezelfde dag nog te opereren. Na de succesvolle operatie konden we vanwege de narcose ook meteen het gebit optimaal bijwerken. Elk haakje werd vlak geslepen. Elke standsafwijking werd weggewerkt. De zesjarige Ernst was weer als nieuw. Dat was allemaal een week of zes geleden gebeurd. Sindsdien had ik hem niet meer gezien. En nu hoorde ik dus hoe goed het met hem ging. Wat een toeval! "Hij moet al veel langer last hebben gehad van die blaassteen want hij is zo ontzettend vrolijk en speels!" We liepen door naar onze plaatsen. Halverwege de vlucht kwam hij nog bij ons langs. We kregen allebei een flesje wijn: "Van de maatschappij, als dank voor alles". Toen hij het flesje neerzette zag ik de grote ring die hij droeg. "Is dat.. eh..de…?" vroeg ik enigszins beschaamd. Mijn vrouw gaf mee een por in de zij. "Ja joh, ik ben naar de juwelier gegaan en die heeft die steen netjes ingelegd in deze ring. Zo kan ik altijd aan Ernst denken, ook tijdens mijn werk."

Uit de krant