Afbeelding
Foto: Cor de Mooy

Carwash

Column

Het was de zondag van Ajax-PSV. Ik had dienst en wilde nog graag naar de autowasstraat. Een wasbeurt en even goed stofzuigen was echt noodzakelijk. Ik had gezien dat de carwash tot 17.00 uur open was. Het was de hele dag druk, want ik had dienst.

Om 16.00 uur had ik de voorlopig laatste patiënt. Een kitten van een half jaar was van de trap gevallen. Ze kon haar linker voorpoot niet meer gebruiken. Tijdens het onderzoek bleek er sprake van een fractuurtje van de onderarm. De röntgenfoto bevestigde dat vermoeden. Een spalkje had ik er snel om aangebracht. Bij jonge katjes genezen fracturen meestal heel snel. Het was half 5 geworden. Ik reed naar Lisse. In de auto hoorde ik de nabeschouwing van de fantastische overwinning van Ajax. Eenmaal door de wasstraat heen kon ik de auto gaan stofzuigen. Ik liet de contactsleutel in het slot zitten zodat de radio het bleef doen. Eerst de bestuurderskant helemaal schoongemaakt. Vervolgens liep ik om de auto heen en wilde de bijrijdersdeur open doen. Die was helaas op slot. Nou ja, dan maar terug naar de eerste deur. Die was nu óók op slot. Ik begon hem te knijpen. Ik had alleen nog maar de achterklep als mogelijkheid om in de auto (en bij mijn diensttelefoon) te komen. Maar die was óók dicht! Nou had ik een groot probleem. Het was tien minuten voor sluitingstijd. Mijn auto zat hermetisch op slot. Ik kon nergens meer bij en mijn telefoon lag op te laden aan de sigarettenaansteker. De man van de carwash zei dat hij toch echt om 17.00 uur ging sluiten. Goede raad was duur. Mijn reservesleutel lag thuis. Het nummer van mijn vrouw ken ik niet uit mijn hoofd. Toen reed er last minute nog een grote auto de wasstraat binnen. De chauffeur zwaaide naar mij. We kenden elkaar. "Hoe gaat het met jou?" vroeg ze, "het is al weer zes jaar geleden dat je mijn hond hebt laten inslapen." "Ik durf het bijna niet te vragen", antwoordde ik en vroeg toch of ze me even op en neer naar huis wilde rijden. "Geen probleem, joh, je hebt mij ook altijd zo fijn geholpen," zei ze. Tegen de man van de autowasstraat zeiden we dat-ie het rolluik achter toch echt even open moest houden. Dat zou hij doen. In de auto praatten we de afgelopen zes jaar chronologisch bij. Thuis rende ik naar binnen om de reservesleutel te halen. En meteen stoven we weer terug naar Lisse. Ik speelde zenuwachtig met de reservesleutel in mijn hand en opeens viel hij tussen de stoel en de middenconsole. Ik kon er niet meer bij. Dit was te gek. Ze stopte, zocht met de zaklamp en vond met veel moeite de kostbare sleutel. Ik was een zenuwinzinking nabij. Ik kreeg mijn auto snel open. Mijn reddende engel dankte ik uitgebreid. Net toen ik in de auto stapte ging de spoedtelefoon weer. Alsof er niets was gebeurd ontving ik even later een brakende hond.

Uit de krant