Lodewijk Kamps
Lodewijk Kamps Foto: Corine Zijerveld

Bord voor de kop

Column Poespas Poespas

Het is donderdagmiddag 16.45 uur. Ik zit tegenover een politieagente, gekleed in de imponerende zwart-gele outfit. Door de extreme drukte in de praktijk was ik 20 minuten later dan afgesproken.

Ik doe enigszins gehaast mijn verhaal. Geschokt luistert ze naar de reden van de aangifte. Wat ik in mijn loopbaan van ruim dertig jaar nog nooit had meegemaakt, had zij in haar carrière bij de politie ook nog niet eerder beleefd. Ze vraagt me of ik enig vermoeden heb wie tot deze daad heeft kunnen besluiten. In totale oprechtheid kan ik antwoorden dat ik het volstrekt onmogelijk acht dat een eigenaar van een huisdier, die bij mij in Hoofddorp verschijnt, tot zoiets in staat zou zijn.
We zitten juist op een roze wolk van ‘succes’: deze week konden we een hond redden en behandelen die een (begrijpelijk) inslaapadvies had gekregen. Nu loopt ze in ‘blessuretijd’ toch weer rond! Per week worden meerdere presentjes gebracht en de agenda puilt op maandagen al uit voor de hele week.
Het afgelopen jaar is er niets voorgevallen waarover communicatie niet mogelijk zou zijn. De agente noteert nauwgezet mijn antwoorden. Ze legt de vinger daarna op de zere plek: zou het met een kwestie uit een (ver) verleden te maken kunnen hebben? Is er iemand geweest die zó vol haat zit, die zó nietsontziend is in zijn/haar boosheid jegens mij of ‘mijn’ praktijk, dat deze herinnering hem/haar uiteindelijk tot zo een actie heeft doen besluiten? Ik graaf diep in mijn geheugen. Met moeite kan ik twee namen ophoesten van mensen die respectievelijk 9 en 13 jaar geleden echt ontevreden waren. Ik geef haar de namen. Ze vraagt of er camerabeelden zijn; die zijn er en ze worden beschikbaar gesteld door de buren. Vervolgens vraagt ze een foto van het delict: ik laat de foto van het bij mij voor de tuin geplaatste bordje zien met “KAMPS MOORDENAAR” erop. Een zorgvuldig in elkaar gezet ding van een paal en een daarop bevestigd plankje met nauwkeurig geschreven letters. Geenszins een impulsieve actie, maar dus vooral een weloverwogen en geplande daad. Het trieste is dat dit volkomen anoniem gedaan is en in het holst van de nacht voor mijn huis is geplaatst. Het dient zo geen enkel doel: ik heb geen flauw idee waar dit over gaat en kan er dus niets mee. De agente vraagt nog of het ook betrekking kan hebben op iets buiten het werk om. Wederom denk ik na en opper dat ik deel uitmaakte van een groep verontruste bewoners en weldenkende mensen, die de politiek heeft laten inzien dat ontwikkeling van de Middenvariant Duinpolderweg moest stoppen. In zoverre ben ik dus een van de ‘moordenaars’ van een onzalig plan. Ook dat wordt genoteerd. Ze zegt toe dat er extra surveillance komt en ik krijg een rechtstreeks nummer dat ik bij onraad kan bellen, waarna razendsnel politie ter plaatse is. Als laatste vraagt ze of ik slachtofferhulp wil. Zelf dacht ik meer aan daderhulp voor de intrieste persoon die dit willens en wetens heeft gedaan.

Uit de krant