Lodewijk Kamps
Lodewijk Kamps Foto: Corine Zijerveld

Drama

Column Poespas

Er kwam op vrijdagmiddag als allerlaatste patiënt een eigenares die heel graag wilde dat ik haar hondje nog even nakeek. Het was een gekkenhuis geweest, de hele week, maar deze hond konden we nog wel een plekje bieden. 

Het was een gezondheidscontrole, want ze zou er even tussenuit gaan. Ik keek het Boomertje helemaal na. Hij had een pusoog en was verder gelukkig helemaal gezond. In het oog werd te weinig traanvocht aangemaakt en dat moest aangepakt worden met een zalfje en druppeltje. Ze zei dat ze hoopte dat degene die erop ging passen dat zou kunnen doen. Toen vroeg ik: “Waar gaat u dan heen, de komende tijd?” Puur uit interesse. “Naar Riyad”, zei ze. Ik antwoordde dat ik wist dat dat helemaal top was. Ik had van iemand gehoord (en de foto’s mogen zien) die naar Riyad op vakantie was geweest dat het daar schitterend was: mooie stranden, lekkere temperatuur, mooie gebouwen, veel luxe... “Nou, dat valt nogal mee hoor”, zei ze. “Ach joh, je moet even aan de andere cultuur wennen, maar je wordt daar echt in de watten gelegd, als toerist.” Ze keek me niet begrijpend aan. En toen bleek het misverstand. Ze had ‘rehab’ gezegd en ik had Riyad, de hoofdstad van Saudi-Arabië verstaan. Dat was nogal een verschil. Ze moest naar een ontwenningsoord, dus mijn opmerkingen sloegen eigenlijk nergens op. Gelukkig kon ze erom lachen. 

Eenmaal thuis was ik over deze gebeurtenis aan het vertellen toen ik zag dat er voor ons huis langzaam maar zeker een file van auto’s ontstond. Ik keek door het raam en zag dat er mensen waren uitgestapt. Meteen dacht ik aan onze kat, die (ondanks een speciaal bandje) heel af en toe op de weg komt. Ik rende naar buiten en nam poolshoogte. Een huilende oudere vrouw stond met haar handen voor haar mond ontzet naar een zwart-witte poes in de berm te kijken. Ze werd ondersteund door een andere dame. Ik rende op de kat af in de veronderstelling dat het onze Poemba was. Deze kat was overleden. Vreselijk. Maar ik zag vrijwel meteen dat het niet onze kat was. Deze poes had geen vlekje op de voorpoot. Oef, maar ook “shit”. Want er was een kat doodgereden. De dame kon er niets aan doen, want het dier rende opeens over de weg. Ik zei dat ik hem wel mee zou nemen, omdat ik dierenarts was. Ik liep met de zwart-witte kat terug naar huis. Mijn vrouw en dochter kwamen gillend en huilend naar buiten rennen en schreeuwden de naam van Poemba. “NEEEE, laat het niet waar zijn!” Ik kon meteen antwoorden dat het niet onze kat was. Even later bleek het de kat van de overburen te zijn. Veertien jaar was het altijd goed gegaan en nu was één oversteek hem noodlottig geworden. Huilend kwam de overbuurman zijn lievelingskat halen. Wat een drama, deze dag.

Uit de krant