Voetbalshirtje in de ceder

column n Ik heb een merkwaardige gewoonte en ik wil dat alleen delen met de lezers van deze krant: al ruim 54 jaar bewaar ik een voetbalshirtje van Sportclub Lisse in mijn kleerkast. Het is een wonder dat de motten er geen vat op hebben gekregen. Ik droeg dat oranje-zwart shirt toen ik elf jaar oud was.

Zeker honderd wasbeurten en dertien verhuizingen heeft het tijdbestendige shirtje meegemaakt; van de kastplank naar de verhuisdoos en vice versa. En ondertussen werd ik ouder, trager en vooral dikker. Voorafgaand aan de eerste wedstrijd van het Nederlandse voetbalelftal op het EK 2020 trok ik het shirtje even aan voor een olijke selfie.


Het is lang geleden dat ik rende over de voetbalvelden van Foreholte, SJC, Teijlingen, Warmunda, VVSB en ga zo maar door. Mogelijk bestaan deze clubs niet eens meer. Misschien zijn ze gefuseerd, zoals ook het oranje-zwart en het wit van de Lisser Boys zijn opgegaan in het geel-blauw van Football Club Lisse. Nee, nee! Het is zeker niet mijn bedoeling om oude wonden open te wroeten. Zelf kon ik het vaak goed vinden met de jongens van de Lisser Boys. Maar ik peinsde er niet over om mijn oranje-zwarte shirt in te ruilen voor een vreugdeloos, Wimbledon wit voetbalshirt. Misschien is het dan ook niet zo vreemd dat ik mijn shirtje al die jaren heb bewaard. Zonder mottenballen. Uitstekende kwaliteit stof mag ik wel zeggen. Een degelijk streekproduct. Zonde om als stofdoek te gebruiken en helemaal zonde om weg te gooien.


Wellicht zijn er ook mannen op leeftijd die hun witte voetbalshirt van de Lisser Boys in een kast hebben liggen. Op een afgelegen plek waar hun partner geen weet van heeft. Zo voorkom je vragen als: ‘Wat is dit nu voor een oud vod? Dat ga je toch niet meer dragen? Kan het niet weg? We kunnen de ruimte die het inneemt wel beter gebruiken.’ Mijn advies aan hen die het sportshirtje uit hun jeugd koesteren en op slinkse wijze moeten beschermen: check elke dag of het shirtje nog veilig op de geheime plek ligt. En bedenk een snedig antwoord voor het geval dat partnerlief met jouw shirt in de hand verhaal komt halen. Ik heb geen geheime plek nodig voor mijn shirt. 


Maar nu ik nog eens goed kijk naar de selfie met mijn lijf in dat veel te krappe shirt, kan ik een gevoel van schaamte niet onderdrukken. Ik weet zeker dat ik het nooit meer aan zal trekken en ook weet ik zeker dat ik de kastruimte die het inneemt beter kan benutten. Bovendien confronteert dat vod mij alleen maar met een onbekommerd verleden dat maar geen heden wil worden. 


Wordt het dan niet eens tijd om het shirt aan de wilgen te hangen? In een ceder misschien? Die ceder op ’t Vierkant… Of toch maar in de kast laten liggen en het af en toe koesteren? Gewoon doorgaan met dat sentimentele gedoe. Tja, waarom ook niet. Ik hoor het u zeggen. En fijn dat ik het even met u kon delen.


   Paul Bersee

schrijft maandelijks een column voor LisserNieuws