Alle pastoors van de Agathakerk vanaf 1461 tot 1956 staan op deze foto. De lijst hangt naast de ingang naar de kerkzaal. | Foto: Nico Groen
Alle pastoors van de Agathakerk vanaf 1461 tot 1956 staan op deze foto. De lijst hangt naast de ingang naar de kerkzaal. | Foto: Nico Groen Foto: Nico Groen

De pastoors van de schuilkerk

Na de hervorming in 1579 verenigden de katholieken in Warmond, Voorhout, Sassenheim en Lisse zich in een statie. Een statie is de standplaats van een missionaris, omdat Nederland als zendingsgebied werd beschouwd. De missionarissen woonden in Sassenheim en zullen mogelijk daar begraven zijn. Omstreeks 1630 werd oogluikend toegestaan dat ten westen van de Achterweg, net ten noorden van de zandsloot Mallegat, bij De Engel, een schuilkerk werd gebouwd.

Omdat in de loop van de tijd de scherpe kantjes er wat af gingen, kregen de katholieken in Lisse, Voorhout, Sassenheim en Warmond in 1631 weer een gezamenlijke pastoor, Johannes de Hoogh, die in 1635 aan de pest overleed. Na hem kwam pastoor Engelbertus Roxelius. Hij was pastoor van 1635 tot zijn overlijden in 1659. Pastoor Roxelius werd opgevolgd door Adriaan Houckgeest, die tot zijn overlijden in 1687 pastoor bleef in voornoemde dorpen. Deze pastoors staan niet op de vervallen grafzerk, die op het kerkhof van de Agathakerk ligt en waarover u eerder heeft kunnen lezen.


Pastoors op de grafzerk

In 1687 werd pastoor Johan van der Werve alleen voor Lisse benoemd. Hij overleed op 1 juli 1697 en werd opgevolgd door Lambert Schaap, die in 1708 stierf. Na hem is Arnoud de Leeuw gekomen. Hij herbouwde de kerk in 1710. Na De Leeuw werd Franciscus van den Heuvel pastoor en na diens overlijden Cornelius van der Valk of Valck. Deze 5 pastoors staan op de grafzerk.

 

Grafsteen vertelt de geschiedenis van de schuilkerk

In 1828 werd bij de schuilkerk een kerkhof gerealiseerd. Omdat de 5 pastoors die op de oude grafzerk staan al vóór 1828 waren begraven, zullen deze in de Grote Kerk begraven zijn, waar de steen onder de vloer in 1938 tevoorschijn kwam. De latere pastoors van de schuilkerk stonden daar niet op. Daarna kwamen er in de schuilkerk nog 4 herders die dus niet op de grafzerk staan, zoals Petrus Snarenburg die overleden is op 1 januari 1805. Hij werd begraven in de Pieterskerk in Leiden. De volgende pastoors waren Joannes Christophorus Freede, overleden op 14 juni 1816, en Petrus van Halen, overleden op 13 juni 1840, die op het kerkhof bij de schuilkerk werd begraven. Waar pastoor Freede zijn laatste rustplaats vond is niet duidelijk. In 1840 kwam pastoor Van der Hoven, onder wiens leiding een nieuwe kerk (1842) en kerkhof (1843) verrees aan de Heereweg.


Restauratie van belang

De oude grafsteen op het kerkhof bij de Agathakerk vertelt de geschiedenis van de schuilkerk. Dit is uit cultuurhistorisch oogpunt van groot belang. Het is ook onderdeel van de geschiedenis en identiteit van de katholieke gemeenschap in Lisse. Deze grafzerk moet daarom behouden blijven. Het opschrift is nauwelijks te lezen en de steen is gebroken. Voor toekomstige generaties is restauratie heel essentieel.