Een gedeelte van de walvis uit 1946. | Foto: uit het boek ‘Corso Bollenstreek’ uit 1986
Een gedeelte van de walvis uit 1946. | Foto: uit het boek ‘Corso Bollenstreek’ uit 1986 Foto: uit het boek 'Corso Bollenstreek' uit 1986

Corso al 75 jaar springlevend

Het jaar 1947 kan gezien worden als het begin van het corso voor de Bloembollenstreek. Daarvoor had ieder dorp wel een soort corso, wat we nu een kindercorso zouden noemen. Grotere wagens deden toen nog niet mee. In 1947 ontwierp de Hillegomse bollenteler Willem Warmenhoven een heuse praalwagen. Deze wagen werd gerealiseerd.

Warmenhoven maakte eerst een tekening, die een walvis moest voorstellen. Hij maakte dit aan de hand van een krantenfoto van een walvis. Dit krantenartikel ging over de rentree van de walvisvangst, die na de oorlog weer begonnen was door het fabrieksschip de Willem Barendsz. Hij legde het ontwerp voor aan de Hillegomse Harddraverijvereniging. Dat viel in goede aarde. De wagen mocht meerijden in de optocht met Koninginnedag.

Onder leiding van Warmenhoven werd aan deze praalwagen gewerkt. Dat viel nog niet mee, want er was geen enkele ervaring. De Hillegomse timmerman Arie Graper bouwde het houten geraamte op een met hout verlengde vrachtwagen. Op dit geraamte werd betondraad aangebracht en daar ging weer gaas overheen. Vervolgens gingen plakken mos van 40 bij 50 cm over het gaas. Toen was de weggewerkte vrachtauto klaar om de hyacintentrossen vast te zetten. Maar hoe? Want naalden waren er nog niet. Smid Sam Korbee nam dun ijzerdraad en knipte dat in stukjes van zo’n 20 cm. Toen kon het steken beginnen met voornamelijk blauwtinten. In de bek hing een tralienetwerk van geregen witte losse hyacintenbloemetjes.

Het publiek tijdens de optocht was dolenthousiast, evenals de organisatie. Deze besloot om met de walvis door te rijden naar Amsterdam, waar het ook een groot succes was. Alleen voor de chauffeur was het minder leuk. Hij had bijna geen uitzicht en was voortdurend bang een aanrijding te veroorzaken.


Door schade en schande wijs

De burgemeesters van Hillegom, Lisse en Sassenheim besloten op aandringen van Willem Warmenhoven om er een streekgebeuren van te maken en dat gebeurde in 1948. De deelnemers moesten het allemaal zelf uitzoeken en hun fantasie gebruiken. Niemand had ervaring. Deelname was mogelijk voor alle soorten motorrijtuigen. Ze moesten wel versierd worden. In diverse bollenschuren en loodsen werd de opbouw voor auto’s en vrachtwagens in elkaar geflanst. Het corso van ongeveer 2 km startte op de Pastoorslaan in Hillegom. De 4 kraanwagens hadden een drukke dag, want er waren nogal wat uitvallers door motorpech, constructiefouten, te brede wagens en onwel geworden chauffeurs, die in een veel te krappe behuizing reden. Er viel dus nog veel te leren, maar de organisatie ging vol goede moed verder: “Door schade en schande word je wijs.” In 1949 reed de stoet van het sportpark in Lisse naar Hillegom, vervolgens naar Sassenheim en weer terug naar het sportpark.

In 1951 werd Jos van Driel aangenomen als ontwerper van de praalwagens. Dat was een hele verbetering met een thema per jaar. Dat hield hij vol tot en met 1980. Zijn zoon Kees, die al een paar jaar zijn vader hielp met ontwerpen, nam toen officieel het stokje over.

Bovenstaande informatie is ontleend aan het boek ‘Corso Bollenstreek' uit 1986 van Herman van Amsterdam.